woefkesranch banner


Geschiedenis van de
West Highland White Terriër

 

De West Highland White Terriër is een ras dat midden in de belangstelling staat, onder andere als chique gemodelleerde tentoonstellingshond. Toch kent deze Schotse Terriër een geschiedenis die daar weinig affiniteit mee heeft, want tot enkele decennia geleden was hij nog een scherpe jager op ongedierte. Zoals alle Terriërs uit Schotland is de Westie - zoals hij ook wel wordt genoemd - kortbenig. Blijkbaar paste dit goed bij de taken waarvoor dergelijke honden werden ingezet. Men beschikt over bewijzen dat de kortbenige Terriërs al in de vroege middeleeuwen als een oorspronkelijk landras over heel Schotland verspreid voorkwamen. Door het isolement van de verschillende delen van Schotland ontstonden er in de loop van de eeuwen meer regionale slagen met tot op zekere hoogte specifieke lichamelijke en psychische kenmerken. De diverse honden verschilden echter niet veel van elkaar, omdat het werk waarvoor ze werden ingezet in grote lijnen identiek was. Ze moesten namelijk ongewenste knaagdieren zoals ratten en muizen opruimen. Dat ze ook werden gebruikt voor het aanpakken van de das, bunzing en vos, getuigt van agressiviteit, moed en doortastendheid. Door hun korte, stevige benen konden ze goed in rotsachtig, sterk hellend terrein werken, maar dankzij hun stevige bouw beschikten ze ook over voldoende sprongkracht.

 

In de 16e eeuw begonnen diverse kynologische auteurs aandacht te besteden aan de pittige kortbenige Terriërs uit Schotland. Zo beschreven onder andere John Caius en George Turberville deze honden zoals ze nu nog steeds zijn: korte, stevige benen, een ruwharige vacht, met jachtpassie voor de das en vos, die tot in hun holen werden achtervolgd, en met een luide, scherpe stem. Toen al werden de voorouders van de Westie gefokt door edelen en boeren in het noord westen van Schotland, dus in de woeste Highlands. Pas aan het begin van de 19e eeuw zouden verslagen melding maken van de verschillen die er van streek tot streek tussen de diverse kortbenige Terriërs bestonden. Als wordt uitgegaan van de tegenwoordige honden, kan een en ander alleen nog maar bij benadering worden nagegaan.

 

West Highland White Terrier - Westie

 

In de streek rond Aberdeen, in het oosten van Schotland, werden honden gefokt met een stevig en tamelijk zwaar lichaam, korte benen, een behoorlijk groot hoofd, een lange neus, sterke tanden en rechtopstaande oren. De vachtkleur varieerde van wildkleurig tot zwart. Deze honden werden lange tijd Aberdeen Terriër genoemd. Ze waren de voorouders van de tegenwoordige Schotse Terriër. Op de eilanden in het noordwesten waren de Terriërs veel langer van lijf en nog zwaarder van bouw, maar ze stonden ook laag op de benen. Deze honden, met een gladde, lange vacht, waren de voorouders van de tegenwoordige Skye Terriër. In de westelijke graafschappen leefden hondjes die ook laag op hun benen stonden, maar een veel compacter lichaam hadden. Dit waren bijzonder pittige honden met een tamelijk lange, harde vacht en een vrolijk karakter. Deze honden kunnen worden beschouwd als de voorouders van de tegenwoordige Cairn Terriër en West Highland White Terriër.

 

De puppy's van de honden uit de westelijke Highlands waren soms wit, maar ook wel crèmekleurig, tarwekleurig, rood, grijs of bijna zwart. Vaak hadden deze gekleurde puppy's een masker of een gestroomde tekening. Sommige eigenaars gaven echter de voorkeur aan alleen gepigmenteerde honden. Men lette daarbij niet op de kleur als zodanig, maar uitsluitend op het werk dat deze honden moesten verrichten. Het schijnt dat de eigenaars niet zo zachtzinnig met hun honden omgingen. Gezien de harde strijd om het bestaan in deze streken is dat ook niet vreemd. Zo werden pas, volgroeide puppy's bijvoorbeeld al met een otter of een das geconfronteerd. Wie de kracht en de 'bewapening' van deze marterachtigen kent, weet wat dat betekent. Als de pup deze strijd overleefde, was hij klaarblijkelijk geschikt voor zijn werk. Overleefde hij het niet, dan was dat jammer maar dan was hij toch niet geschikt geweest voor zijn werk, zo concludeerde men. Het zal duidelijk zijn dat alleen de moedigste honden met een enorme jachtpassie deze selectie overleefden. De praktijk kende echter meestal net zulke harde condities als de test.

 

Als een hond bijvoorbeeld gewond raakte, lapte zijn baas hem vaak met naald en draad weer op, maar daar kwam geen verdoving aan te pas. Op die manier ontstond er in de loop van de eeuwen een uitermate moedige, scherpe, intelligente en eigengereide hond. Door de innige wijze waarop het lot van de mens en de hond in deze streken met elkaar was, toonde deze hond zich bovendien erg verknocht aan zijn baas en uitermate vrolijk van aard.

 

West Highland White Terrier - Westie

 

De witte Terriër uit de Highlands genoot een reputatie die zich tot ver buiten het westen van Schotland uitstrekte. Daarnaast werd hij als zeer kostbaar beschouwd. Toen Jacobus I ofwel James I van Engeland (indertijd Jacobus IV van Schotland) een cadeau naar zijn collega in Frankrijk wilde sturen, koos hij daarvoor zes witte honden van het graafschap Argyllshire uit. Hoe waardevol deze honden waren, blijkt wel uit het feit dat ze afzonderlijk werden verzonden. Op die manier werd voorkomen dat ze allemaal zouden verdrinken, mocht er een schip zinken.

 

De geschiedenis van de Westie heeft zich in grote lijnen binnen het graafschap Argyllshire afgespeeld in het zuidwesten van de Grampian Mountains. Kolonel E.D. Malcolm uit Poltalloch speelde min of meer een beslissende rol bij de uiteindelijke totstandkoming van het ras. Toen hij namelijk een keer ging jagen met een van zijn favoriete Terriërs, zag hij deze bruine, kleine ruwhaar voor een haas aan en schoot hem neer. Hij besloot daarom alleen nog maar met witte honden te werken. De Terriërs die hij daarna fokte, en waarmee hij ook wel op tentoonstellingen verscheen, werden Poltalloch Terriër genoemd. Ook de Hertog van Argyll fokte witte Terriërs. Aangezien dat op het familielandgoed Roseneath gebeurde, droegen zijn honden de naam Roseneath Terriër. Het is echter niet zeker of het in dit geval om zuivere Westies handelde, omdat in de nesten van deze honden ook vaak exemplaren met een langere rug werden geboren die als een soort witte Skye Terriër zouden kunnen worden bestempeld. In die tijd werden er ook witte Terriërs van het Aberdeentype gefokt, en die kregen weer de naam Scottish White Terriër mee. Er bestonden trouwens nog meer namen voor de latere Westie, zoals Little Skye Terriër. In 1904 werd ter gelegenheid van de tentoonstelling in Edinburgh echter definitief voor de naam West High-land White Terriër gekozen. De Westie is overigens niet spierwit, want hij steekt in de sneeuw behoorlijk gelig af. Genetisch gezien is het een crèmekleurige hond in de meest lichte, wit aandoende vorm.

 

West Highland White Terrier - Westie

 

In 1906 werd de Engelse West Highland White Terriër Club opgericht en raakte deze hond ook in kynologische kringen verbreid. In 1924 werden kruisingen tussen de Westie en de Cairn Terriër verboden, waaruit kan worden afgeleid dat de Westie direct verwant is aan de Cairn. Toen in 1928 de standaard opnieuw werd geformuleerd, kreeg het ras zijn tegenwoordige schouderhoogte. De vacht van de Westie is veel langer dan die van de Cairn Terriër, maar mag zacht zijn. De Westie wordt in een model getrimd, terwijl de Cairn een meer natuurlijke, halflange, ruwharige vacht bezit die lang niet zo bewerkelijk is.

 

De West Highland White Terriër komt tegenwoordig algemeen verspreid in Groot-Brittannië voor. Het ras heeft vanaf de jaren '60 ook steeds meer aanhangers gekregen op het vasteland van Europa. Voor degene die deze vrolijke, pittige hond niet kent, is hij trouwens gemakkelijk te beschrijven: het is de witte hond die staat afgebeeld op het etiket van de Black and White whisky.

 

bron: mijn hond, mijn vriend